Alexander Kluge: Power of Emotions

On the occasion of the screening of Die Macht der Gefühle (Alexander Kluge, 1983) at CINEMATEK, organised by Courtisane (17 – 19 DECEMBER, 2018), Sabzian published a selection of texts and excerpts from the accompanying book Die Macht der Gefühle (Frankfurt am Main: Zweitausendeins, 1984) in a new Dutch translation. Compiled and introduced by Stoffel Debuysere.

Available on Sabzian.

“Cinema is de publieke hoofdzetel van gevoelens in de twintigste eeuw,” aldus Alexander Kluge in het boek dat dient ter begeleiding van Die Macht der Gefühle (1983), een film die hij zelf beschouwt als een sleutelwerk in zijn voortdurend streven om gevoelens te herdenken in hun complexiteit en capaciteit. Met deze onderneming lijkt Kluge zich in het zog te begeven van Theodor W. Adorno en Max Horkheimer, die in hun Dialektik der Aufklärung (1944) suggereerden dat de instrumentalisering van de rede door de massacultuur een domesticatie van gevoelens met zich meebrengt. Vandaar de noodzaak, in Kluges woorden, “om gevoelens uit hun Babylonische gevangenschap te bevrijden” en ze tegelijk terug te roepen uit hun ballingschap in de louter intieme sfeer, waar ze van hun krachten zijn ontdaan. En waar elders kunnen gevoelens beter tot hun recht worden gebracht dan in cinema, deze bijzondere kunstvorm die zich in de loop van de twintigste eeuw heeft opgewerkt tot een ware “krachtcentrale van gevoelens”?

Vreemd genoeg ontdekte Kluge zijn liefde voor cinema dankzij twee denkers die een niet onbelangrijke rol hebben gespeeld in de kritische traditie die cinema tot vermoeiens toe heeft afgeschreven als een vorm van “opium voor de massa”. Het waren immers Adorno en Horkheimer die Kluge, eertijds werkzaam als juridische adviseur bij de Frankfurter Schule, introduceerden bij Fritz Lang, die hem als assistent aan boord nam bij het maken van Der Tiger von Eschnapur (1959). De kritische theoretici die de jurist wilden ontdoen van zijn affectie voor literatuur door hem naar de verdorven industriële arena van cinema te sturen, voedden onopzettelijk de singulariteit van een kunstenaar die zich van dan af voornam om “cinema te maken zoals het schrijven van boeken” en “boeken te schrijven zoals het maken van cinema”.

Ontsteld door de vernederingen die hij Fritz Lang zag ondergaan in de greep van de filmindustrie, begon Kluge socio-fictionele miniaturen te schrijven die voor het eerst verzameld zouden worden in Lebensläufe (1962). Tegelijk begon hij samen met Peter Schamoni te werken aan wat zijn eerste kortfilm zou worden, Brutalität in Stein (1961), een opgemerkt werkstuk dat een nieuwe aandacht inluidde voor de verhouding van Duitsland met zijn onfrisse verleden, in tegenspraak met de amnesie die karakteristiek was voor “Papas Kino”. Het voorbeeld van de Franse Nouvelle Vague sterkte Kluge in zijn overtuiging dat een nieuwe onafhankelijke cinema noodzakelijk was om een slagvaardige Duitse filmcultuur tot leven te brengen. In 1962 was hij een van de ondertekenaars van het “Oberhausener Manifest” en een van de stichters van het Institut für Filmgestaltung in Ulm, die allebei hebben bijgedragen tot de grondvesting van de zogenaamde “Nieuwe Duitse Cinema”.

In zijn ambitie om alternatieve vormen van filmproductie te vrijwaren en media te verlossen uit de greep van de cultuurindustrie, stichtte Kluge later ook de “Development Company for Television Program” (DCTP), die zich tot op vandaag trots situeert als een “onafhankelijke producent binnen het commerciële televisielandschap”. Sinds 1987 dient DCTP als het platform voor Kluges eigen Kulturmagazine dat bestaande televisieformats approprieert en subverteert. Eerder dan over culturele events te rapporteren met behulp van gestandaardiseerde modellen kiest hij ervoor om “vormen te ontwikkelen die kunnen overleven temidden van deze onmogelijke situatie die elke expressie vernietigt”, vormen die bovendien druk uitvoeren op de “spieren van de verbeelding”.

Kluge positioneert zich als een bondgenoot van de “onderdrukte klassen” van de menselijke zintuigen en kiest ervoor om kwaliteiten aan te spreken zoals nieuwsgierigheid, koppigheid en de honger naar het kijken, luisteren en correleren. Hij contrasteert de “dramaturgie van de onvermijdelijke tragedie”, typerend voor de 19e-eeuwse opera, met een “dramaturgie van Zusammenhang”, gebaseerd op principes van montage, simultaniteit en polyfonie. Dit zoeken naar Zusammenhang staat ook centraal in zijn literaire oeuvre, dat grotendeels werd verzameld in Chronik der Gefühle (2000, recent in het Frans vertaald als Chronique des sentiments). Aan de basis van deze “livre-océan”, zoals Georges Didi-Huberman het werk heeft gedefinieerd, ligt Alexander Kluges decennialange onderneming van “het vertellen van verhalen over hoe gevoelens niet machteloos zijn”. Een onderneming die ongetwijfeld meer aandacht verdient.

Stoffel Debuysere